Ze klaagt niet en kiest ervoor zich af te zonderen in de pauze, tussen 1100 leerlingen, alleen met haar telefoon.
Trots is ze op haar cultuur, haar achtergrond. Als ik haar vraag wat ze mooi aan Nederland vindt zegt ze met diep donkere ogen: “vrouwenrechten!”
Ze verteld dat er een meisje is dat bij binnenkomst in de klas haar aankijkt en dan zegt dat het stinkt. Ik vraag haar: “Wat deed je?” zei je: “ja, dat klopt want jij komt net binnen!?”
Het is even stil tot ze begrijpt wat ik zeg, gevolgd door een brede grijns. “Ik zou dat willen zeggen, mijn hoofd zit vol met wat ik wil zeggen en het lukt me niet!”
Haar Nederlands is ok maar alle nuances ontbreken nog na vier jaar. We proberen elkaar te begrijpen, te verstaan, de cultuur en de taal te overbruggen.
Soms voel ik me klein.
Het alarm gaat, het is maandag. Ze klaagt niet. Ze zegt: “Alle geluiden vergelijk ik met een bom die een huis laat instorten. Maar bloed heb ik niet gezien.”
Ik heb het lekker in-je-vel spel bij me, kaartjes waarop heel veel gevoelens staan met een plaatje en achterop een suggestie wat je zou kunnen doen. Samen wisselen we uit, wat is de betekenis, we proeven en voelen de woorden. Hoopvol, prikkelbaar, woedend, wanhopig, jaloers, opgelucht. Ik ontdek hoe moeilijk het is om een woord uit te leggen. Ze luistert en voelt aan haar binnenkant. Past het woord dan legt ze het op het Ja stapeltje, wat we later bespreken. Ook ik doe mee, via de kaartjes. Soms denk ik dat jij je zo voelt hier op school en ik hou het kaartje: “eenzaam” op. Ze knikt.
Al haar oude vriendinnen zijn al klaar met hun opleiding, zij niet. Ze blijft ambitieus, wellicht kan ze ooit het land helpen opbouwen met de kennis die ze hier opdoet. Ze klaagt niet.
De bel gaat, we nemen afscheid. Ik steek nog 1 kaartje op. “Jaloers” op jouw prachtige krullen. Ze lacht en zegt: “U heeft mooie groene ogen!” Mijn kleine blauwe ogen vormen spleetjes van plezier. Het klopt niet maar past wel.
Als school maatschappelijk werkers proberen we via allerlei middelen te communiceren, de beleving te peilen van het kind. Via de poppetjes van een taal erbij, via de MatriXmethode, via handpoppen voor de kleintjes.
Een Afrikaans spreekwoord zegt: “Een mens wordt pas een mens als hij gezien wordt door anderen”
Dat zie je ook in deze tijd. We kunnen elkaar niet fysiek zien en trekken werkelijk alles uit de kast om elkaar toch te zien, te voelen, te horen, nabij te zijn. De verplegers die compleet ingepakt toch hun medeleven en nabijheid geven, muziek die er gemaakt wordt bij het verzorgingshuis, mooie gedichten, zoom/skype/beeldbellen, bidden, dierencoaching, energetische behandelingen, de teddyberen voor de ramen. Ik vind dat bijzonder hoe we steeds een taal vinden om met elkaar te communiceren en de afstand te overbruggen. Liefde te delen.
De ratrace loopt compleet anders, minder voor velen, keidruk voor anderen. Juffen en meesters worden geboren. Flexibiliteit en creativiteit worden aangeboord als nooit tevoren. Zwakte en kwetsbaarheid mentaal en fysiek nog meer zichtbaar.
Welke taal ontwikkel jij in deze tijd?
Ik hoop dat ik gauw het kaartje: “opgelucht” te voorschijn kan halen. Ondertussen blijf ik dankbaar, hoopvol, tevreden, actief en kalm door lekker te sporten, mediteren, fijn eten, boeken lezen en(daardoor) natuurlijk doorwerken voor alle jeugdigen die ons nodig hebben. En lukt dat even niet dan vraag ik hulp en nabijheid in de taal die bij mij past.