Zomer 2013
Vakantie, nee, dat zit er dit jaar niet in. Het jaar dat ik werkloos begon en dreigde te blijven, rolde ik van de ene instantie naadloos door naar de volgende.
Gelukkig in Zwolle, zodat op de dagen dat ik niet ambulant op pad hoef, ik de fiets kan pakken, bij mooi weer wel te verstaan.
Te lang, te vaak heb ik gefietst tegen de IJssel brug op, van Hattem naar Zwolle en weer terug, altijd tegenwind, vanaf amper 12, te grote tas, regen, wind, kou, hitte, glad, regenpak aan, nat van binnen en van buiten. Geen ouder die je wel eventjes met de auto bracht. Je schijnt er gehard van te worden. En in mijn geval een flinke aversie tegen fietsen in de regen op te bouwen. En mooie benen, ja, die hou je er beslist aan over. Nog geen spatader te zien op mijn jeugdgetrainde fietsbenen.
Maar goed, ook deze werkdag open ik mijn ogen en denk: “rokjesweer”!
Dus binnen het uur zit ik gehakt en met een opwaaiend zomerjurkje op de fiets. “Shit, de vuilnis!” Met een bezweet hoofd ren ik op mijn hakjes, met een over gevulde grijze bak als een gek naar de weg, waar ik tegelijk met de vuilniswagen arriveer. Het levert me behalve hartkloppingen een vette grijns van de vuilniswagenchauffeur op.
Niet mis, voor acht uur ’s morgens. Opvallend is dat ik sinds ik de veertig gepasseerd ben, een ander type bewonderaars lijk aan te trekken. Een stotterende marktventer die mij na een knipoog, me al struikelend over zijn woorden komt vertellen dat ik er zo mooi uitzie. Een Rotterdamse visboer, die zijn ogen niet van me kan afhouden terwijl hij onze bestelling inpakt. Enfin, wat de betekenis hiervan ook moge zijn, vandaag ga ik er geen diepteanalyse op loslaten.
Eenmaal het dorp uit, op de fiets, kom ik los van zowat alles. De zon al heerlijk warm, een lichte nevel over het water, waar ik de hele weg langs kan blijven fietsen.
Het hele leven voltrekt zich voor mijn ogen, en dan de geluiden: gezoem, gefluit, gebrom, gesnater, geklapwiek. Wat eeuwig zonde als je hier met je koptelefoon op al dubsteppend langsrijdt. Gratis mindfulness. Dit is het, hier, nu, meer hoef ik niet.
Libelles vliegen parend door de lucht. Dat lijkt me wel wat. Geen gedoe met zwaartekracht of een been wat klem zit. In de Kama Sutra lijkt dat ook nooit voor te komen. Gewoon en passant, even vliegensvlug een vluggertje in de lucht.
Iedere week groeien de jonge ganzen een beetje groter, verliezen ze hun donzigheid. En wat ook zo opvallend is, ‘smorgens zitten ze al superrelaxed een beetje te mijmeren aan de waterkant en als ik terugkom, nadat ik me als een idioot verdiept heb in het wel en wee van de hele wereld, lijkt de klok stil te hebben gestaan. Wellicht zitten ze in een iets andere opstelling, of als het een plus dag is, zijn pa en ma net een rondje aan het doen, niet te ver uit de buurt, even een quality momentje voor zichzelf.
Een reiger staat statig aan de waterkant, en zodra hij doorheeft dat ik een foto wil maken vliegt hij snel het weiland in, weg van de paparazzi. Was Diane dat nou ook maar zo gemakkelijk afgegaan.
Familie Fuut zwemt in gezinsopstelling door de Wetering. Moeder ongekend trots voorop: “Zie mijn kroost” het is het type: “mijn kinderen doen zoiets niet” dat zie je zo! Achter haar de twee bengels. Daarachter vader, hij deelt links en rechts onopvallend een tikje uit, als zijn jongens te ver buiten de route willen. Om zijn jongen te beschermen, maar stiekem ook om zijn vrouw een plezier te doen en haar onbekommerd in haar trotse waan te laten. Hij weet wel beter, zelf is hij immers ooit ook een jonge fuut geweest, tsjonge dat waren nog eens tijden…

Tussen de waterlelies pikken de meerkoetjes ijverig in het rond. In tegenstelling tot de plechtigheid waarmee de zwanen zich verplaatsen. Zij zwemmen niet, maar verwaardigen zich van de ene naar de andere plek.
Langzamerhand komt de stad in zicht. Einde meditatie. Daar zijn de eerste woonboten al, het gewone leven dient zich aan en enkele minuten later loop ik door de draaideur van BJZO een andere dimensie binnen.
Geen zomervakantie van drie weken, maar dit heb ik binnen.