Blog

De vogel en de vis

Het was een prachtige lentedag. Vis keek door zijn bolle ogen dwars door het heldere wateroppervlak.

En daar zag hij haar glanzende verschijning met een prachtig spits snaveltje. Hij was op slag verliefd. Alle kriebels in zijn buik gaven hem zoveel kracht dat hij keer op keer boven het wateropppervlak dook. Met zijn sierlijkste boogje en jongensachtige schubjes probeerde hij haar te betoveren.

En waarempel. Vogel dacht aanvankelijk: “Wat is dat voor een onbehoorlijk gespat voor een vis” maar liet zich toch wat raken door de onbedaarlijke uitslover.

Ze poetste haar veren op tot grote hoogte en scheerde vlak over het wateroppervlak. Telkens als vis zijn buiteling maakte, ontmoeten ze elkaar.

Ondanks dat beider families de liefde ernstig afraden, moesten en zouden ze zich verbinden. ” Lucht en water” zo mopperde de moeder van vogel, dat heeft geen toekomst. “Schubben en veren” zo sprak de moeder van vis terwijl ze haar wijze vissenkop schudde. ” En dan het schaamteloze gepoets aan haar veren. Nee, beter neem je die van hiernaast met haar zachte soepele vissenlijf om ons nageslacht een goede toekomst te geven!”

Nageslacht? Vis kleurde tot achter zijn kieuwen, daar had hij nog niet aan gedacht. Van opwinding nam hij weer een spurt boven water.

En daar was zij…de zon achter haar vormde een prachtig aureool. Hij wist, hij voelde het tot in zijn staart: “Dit was meant to be!”

De vogel en de vis gingen ervoor. Elke lente, zomer en herfst vonden ze elkaar.

Ze kregen 3 vliegende vissen samen, zelfs de natuur hielp hen een handje om hun plezier te vermenigvuldigen. En iedereen was welkom ongeacht staart of vleugel die in hun nabijheid wilde groeien.

De winters waren lang en zwaar, vis zat veelal in de modder ingegraven te wachten op de eerste lentestralen. Vogel vloog naar warmere oorden.

Maar het was het waard, vele, vele nieuwe lentes overwonnen ze alle verschillen en vierden ze hun hernieuwd samenzijn en het leven volop. Ook de jonkies groeiden voorspoedig op. Met van beide ouders wat, vormden ze een bijzonder flexibel, krachtig en authentiek stel.

Tot het moment dat vis steeds ouder werd en zijn oogjes doffer door de staar. Hij hoorde vogel ook niet altijd meer even goed, hoe hij ook zijn best deed. Nog steeds probeerde hij uit alle macht zijn buitelingen te maken, het lukte amper. Vogel werd er wel heel blij van, voelde zich gezien door zijn verwoedde inspanningen. Wild fladderde ze om hem heen met altijd een lekkernij in haar bek. “Kom op, kom op!” terwijl ze met haar snaveltje, hem een porretje gaf. Soms ging ze daarbij koppie onder en moesten ze beiden heel hard lachen.

Op een mooie zomerdag ging het mis. Vogel lette zo op vis dat ze met haar vleugel tegen een mast aankwam en haar vleugel brak. Ze was ten einde raad. Vliegen ging niet meer en ze zat gepijnigd en terneergeslagen langs de waterkant. Vis deed alles wat in zijn vermogen lag om haar te helpen. Hij verzamelde hapjes uit het water en bracht alles bij vogel. Samen met de volwassen jonkies probeerde hij haar zoveel mogelijk op te monteren. En dat hielp. De vleugel genas. Ver kon ze echter niet meer vliegen, met veel pijn en moeite hele kleine stukjes.

” Het geeft niet zei vis, we houden van elkaar, hier komen we ook doorheen.” En ze deden hun uiterste best, wat veel energie kostte. De schubben werden doffer. De veren niet langer meer zo op glans.

De winter viel in. Vogel kon niet naar warmere oorden en vis niet diep de modder in omdat hij bij haar wilde blijven. Samen eten ging nog net maar de uitputting en koude sloopte hen.

Midwinter bedekten ijs en sneeuw het wateroppervlak. Vis deed wanhopig zijn best maar hij kon vogel niet meer zien en horen. Vogel liep steeds langs de waterkant, rillend van de kou, haar stem steeds snerpender om vis maar te bereiken. “Misschien vind hij me niet meer zo mooi” dacht ze en probeerde langs de boomschors haar veren op kleur en glans te brengen” Tevergeefs…vis zag het niet. Het lukte hem niet door alle lagen ijs heen te kijken.

De kinderen die beter konden zien en horen en nog in volle energie waren, brachten boodschappen van vader naar moeder en vice versa. “Hou vol, hou vol, straks komt er weer een nieuwe lente. En als je echt niet meer kan, ga dan maar liggen. Het is goed.”

De vogel en de vis geloofden het soms niet, niet meer, niet langer, in elkaar, in zichzelf en dat het wonder van de lente zou komen. Het laatste sprankje hoop was nog moeilijk te vinden.

En toch…de lente kwam. Voor hoelang, ze wisten het niet. Wat het hen zou brengen? Dat ook niet. Buitelingen werden er niet meer gemaakt, de veren niet meer op glans gebracht.

Maar toch, daar zaten ze, aan de waterkant, stilletjes dichtbij elkaar, zich koesterend in de lentezon.Te zijn.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s